Dilemma’s of super dilemma’s?

In de bovenbouw vind ik het leuk om kinderen uit te dagen. Vooral kinderen uit te dagen om na te denken over dilemma’s. Ik denk dat dit een belangrijke manier is van het vormen van een eigen persoon.

In november ontvingen wij op school het boekje ‘super dilemma’s’ van Rosalie Koolhoven & Ariska Bonnema. Het boekje bestaat uit 25 super dilemma’s, deze super dilemma’s kan je gebruiken bij de lessen over burgerschap.

Allereerst heb ik met de kinderen besproken wat een dilemma is, veel kinderen wisten dit al maar een aantal kinderen wisten niet dat daar het woord dilemma bij hoorde.

Wat is een dilemma?
Een dilemma is een situatie waarin je niet weet wat je moet kiezen.

Hieronder heb ik beschreven hoe ik de super dilemma’s in de klas heb gebruikt.

Werkvorm 1: argumenten verzamelen voor beide kanten van het verhaal
Doel: de kinderen leren zich te verplaatsen in een andere situatie

De leerkracht leest het dilemma voor en de kinderen gaan individueel argumenten verzinnen voor beide kanten van het verhaal. Daarna laat ik de kinderen in tweetallen overleggen met elkaar.

Werkvorm 2: argumenten verzinnen en verdedigen
Doel: de kinderen leren anderen dat ze anderen met een andere mening uit moeten laten spreken. Daarnaast luisteren ze goed naar wat de ander zegt.


Ik verdeel de klas in tweeën. Dan laat ik de kinderen weten welke kant van het dilemma ze gaan verdedigen en ze krijgen 10 minuten de tijd om zich met elkaar voor te bereiden. Dan gaan de kinderen tegenover elkaar zitten (debat opstelling) en gaat het verdedigen beginnen. Als de kinderen iets willen zeggen gaan ze staan en vertellen ze waarom hun kant het beste is. Ze laten elkaar uitspreken en proberen door te vragen aan elkaar.

Werkvorm 3: Bedenk een regel
Doel: de kinderen leren na te denken over een dilemma. Dit bevorderd creatief denken.

Laat de kinderen een regel bedenken zodat dit dilemma niet meer voor komt. Ik heb gemerkt dat de kinderen heel creatieve oplossingen bedenken.

Werkvorm 4: Feiten of mening
Doel: de kinderen leren het verschil tussen een feit of mening en ze weten hoe ze deze kunnen onderscheiden.

In een dilemma komen vaak zowel feiten als dilemma’s terug. Het leren onderscheiden van feiten en meningen kan in een tekst heel belangrijk zijn. De kinderen gaan opzoek naar signaalwoorden en leren zo een tekst helemaal binnenstebuiten te keren. De kinderen krijgen bij deze werkvorm de tekst op papier.

De bovenstaande werkvormen komen ook uit het boekje ‘superdilemma’s’, dit zijn de werkvormen die ik uitgeprobeerd heb. Er staan nog veel meer werkvormen in het boekje.

Hieronder een aantal dilemma’s
# 6 Cartier of de goedkope dure ketting
Een mevrouw koopt online een ketting van Cartier voor €402. Als de mevrouw de ketting op komt halen blijkt er iets mis te zijn. De winkel heeft de ketting niet voor €4002 op de website gezet maar voor €402. Moet de mevrouw nu het geld bijbetalen of mag ze de ketting toch voor het goedkope bedrag meenemen?
# 15 De Romeinse helm in de modder
Als iemand een schat vindt die al heel lang verborgen zat in de gracht van de gemeente, is die schat dan van de gemeente of van de vinder die de schat heeft gevonden?

Hier vind je nog meer informatie over de super dilemma’s

Super dilemma's