Tijdens het thuiswerken hebben alle ouders hun stinkende best gedaan om hun kinderen te begeleiden maar er zullen hiaten zijn in het leerproces van de kinderen.
Is dat vervelend? Ik vind van niet! De leerkrachten zijn dus hard nodig, maar hoe gaan we om met deze verschillen?
Differentiëren betekent dat je tegemoetkomt aan verschillen tussen leerlingen, zodat elke leerling zich optimaal kan ontwikkelen (Bouwman, Hogeboom, & Loman, 2018).
Je kan op verschillende manieren differentiëren zo kan je een verlengde instructie aanbieden, extra tijd geven en natuurlijk maak je verschil in de interactie met kinderen.
Door goed te observeren en te luisteren naar wat leerlingen zeggen, kun je in je onderwijs optimaal rekening houden met verschillen tussen leerlingen (Van de Mortel & Förrer, 2010).
Hieronder ga ik verder over differentiëren tijdens het werken met teksten.
Tijdens het werken met teksten kan differentiëren een uitdaging zijn, hoe zorg ik ervoor dat alle kinderen mee kunnen doen en dat ze mee doen op hun eigen niveau. Allereerst is het belangrijk gebruik te maken van rijke teksten, kies een tekst die aansluit bij een thema waar de kinderen mee bezig zijn of een interessant onderwerp. Op deze manier zet je alle kinderen aan tot denken.
Als je een goede tekst gevonden hebt, kunnen de kinderen aan de slag met het beantwoorden van de vragen. Dit kan alleen of in tweetallen maar…. welke vragen stel je dan? en welke verschillende vragen stel je?
De taxonomie van Bloom kan daarbij helpen. Binnen deze taxonomie wordt onderscheid gemaakt tussen zes denkniveaus (Anderson & Krathwohl, 2002) (zie bijlage 1). Het is belangrijk dat je je bewust bent op welk denkniveau je een vraag stelt. Stel je leerlingen een kennisvraag? Of moeten ze bijvoorbeeld een vergelijking maken? Door te differentiëren in het niveau waarop je vragen stelt, kun je tegemoetkomen aan verschillen tussen leerlingen en leerlingen steeds een stapje verder brengen in hun leerproces. Ook kan je dit op papier zetten, bij veel teksten kan je dezelfde vragen gebruiken dus hoef je dit maar 1 keer op te stellen.
Ook in gesprekken over teksten kan differentiëren, als kinderen met elkaar in gesprek gaan of als je een klassikaal gesprek aangaat. Zelf heb ik gebruik gemaakt van een dobbelsteen. Ieder getal op de dobbelsteen staat voor een ander soort vraag, zelf zette ik een document (zie bijlage 2) op het bord zodat we snel konden zien wat voor soort vraag er gesteld moest worden. Doordat de vragen gericht zijn op het eigen perspectief van de kinderen zijn er geen goede of foute antwoorden. Op deze manier konden alle kinderen deelnemen aan een gesprek op hun eigen niveau.
Daarnaast is één van de zes pictogrammen een vraagteken. Dat biedt leerlingen de ruimte om vragen te stellen over de gelezen tekst. Op die manier is er tijdens het gesprek ook aandacht voor verduidelijking en krijgen leerlingen die meer moeite hebben met het begrijpen van teksten de gelegenheid om hun begrip van de tekst te vergroten. Tegelijkertijd zijn er ook pictogrammen die leerlingen juist uitdagen om dieper na te denken over de tekst. Dat geldt bijvoorbeeld voor het pictogram met de toverstaf waarbij leerlingen bijvoorbeeld wordt gevraagd om na te denken over een alternatief einde van de tekst.
Bijlage 1 (Taxonomie van Bloom)
Bijlage 2 (Symbolen dobbelsteen)